Carolus Martinus Lanslots werd geboren te Sprundel (Noord-Brabant) op 11 februari 1859. Zijn ouders waren Franciscus en Maria van Aalst. Hij trad in te Affligem en kreeg de naam Ildefons. Hij legde zijn geloften af op 20 augustus 1875. Zijn oom, Clodoald van Aalst, werd afgezet als superior van Affligem en wou de congregatie verlaten. Dom Ildefons nam het voor hem op en schreef een brief aan de abt-generaal dat hij zijn oom wou volgen. Hij bedacht zich en bleef in Affligem.

Op 25 oktober 1880 vertrok Dom Ildefons naar de missie in Oost-Bengalen (Banla-Desh) waar hij op 12 juni 1881 de priesterwijding ontving. Hij werd belast met de pastoraal in Chittagong. De stad had twee kerken. Als de bisschop niet thuis was moest Dom Ildefons tweemaal mis lezen en preken in het Engels en in het Bengaals. Eigenlijk missiewerk onder de heidenen bestond er niet, de missionarissen zorgden voor de reeds aanwezige katholieken. Dom Ildefons had er de zorg voor 1100 katholieken. Hij was er graag. Ik had een goede jongensschool, maar ’t was onmogelijk eene goede meisjesschool te hebben. Met 15 jaar waren de meisjes al wat oud om te trouwen. Ik wilde zusters. Mgr. bekwam de zusters… Nu was ik nog gelukkiger. Maar ’t duurde niet lang. Mgr. was in Europa, en de Provicarius D. Gregorius oordeelde dat ik te jong was om biechtvader van nonnen te zijn…en ik moest naar elders. Hij kreeg een nieuw missiegebied onder de heidenen en er was een kleine parochie. Het werk te Burrisal beviel Dom Ildefons. Zijn missiegebied kon hij enkel “per water” bedienen. Het was een gebied totaal onbekend bij de missionarissen en Mgr. Ballsieper had hem de toestemming verleend om het vormsel toe te dienen. Ik bouwde met hulp der heidenen een zeer ellendige bamboohutjes voor kerken…Ik moest veel doctor spelen, maar heb nooit iemand gedood. Cholera was er de gevreesde ziekte en dysenterie kwam er veel voor, ook Ildefons had ermee te kampen. Dom Ildefons vond heel zijn leven lang Bengalen een ideaal missiegebied. Het volk leefde dicht bij elkaar zodat de priesters niet naar afzonderlijke plaatsen hoefden te reizen maar een kleine gemeenschap konden vormen. Dom Ildefons begon met de vertaling van de Bijbel in het Bengaals maar vond geen missionaris die het Bengaals kon lezen zodat het ook niet werd gedrukt.

Uiteindelijk werd het missiewerk onmogelijk. Mgr. Ballsieper verbleef in Europa en Affligem stuurde geen mannen meer. Dom Ildefons zond een brief aan de Propaganda met de vraag om versterking of de missie op te doeken. In 1888 vernam hij dat de Propaganda hen ontsloeg van hun opdracht en dat ze mochten terugkeren naar Europa. In 1899 was hij terug in Affligem maar op 30 juni 1892 vertrok hij naar Indian Teritory in de V.S.A., waar hij rector was van de Sint- Jozefkerk in Oklahoma City. De bisschop wou liever seculiere priesters dan benedictijnen en de abt-generaal riep hem terug. Voorheen woonde hij kort in Quebec, Montréal volgens de telling van 1891. (bron:www.ancestry.com) Het viel Dom Ildefons bijzonder zwaar Oklahoma te verlaten want hij schoot er goed op met de bevolking.

Nadat zij voor mij zoo goed geweest waren enkele maanden te voren voor mijn priesterfeest, ging ik nu loopen. Overigens was America mijn land van adoptie geworden; ik voelde de Scheiding. Ik gehoorzaamde met mijn beurs tamelijk goed voorzien. Op 13 juni 1903 wordt hij in het District of Oklahoma County, Oklahoma genaturaliseerd tot Amerikaans staatsburger. Kort nadien vertrekt hij terug naar Europa. Op 17 oktober 1903 vaart hij terug naar de VS aanboord van de SS Noordam, word vermeld als US Citizen. In 1906 was hij opnieuw te Affligem en werd hij belast met een opdracht in Rome, waar hij met de consultor alle mogelijke inlichtingen over de missie in Transvaal moest nemen. Die inlichtingen vielen negatief uit en zowel Dom Ildefons als de consultor kwamen tot de conclusie dat men moest uitzien naar een andere missie. Van 1907 tot 1910 verbleef hij meestal te Rome, waar hij ijverde voor een missie te Simla (Indië), hoewel hij in 1907 reeds was benoemd als overste van de missie en het op te richten klooster in Noord-Transvaal. Dom Ildefons was altijd tegen die missie geweest en vertrok ook nu niet naar Transvaal. Op 22 december 1910 werd er een nieuwe apostolische prefectuur in Noord-Transvaal opgericht en toevertrouwd aan de benedictijnen. Enigszins tegen zijn zin werd Dom Ildefons Lanslots in 1911 benoemd tot apostolisch prefect. Zijn oversten vonden hem de enige geschikte kandidaat, omdat hij als missionaris ervaring had in Bengalen en Amerika én goed thuis was in Rome. Hij begon vlug geld in te zamelen, want hij wist hoe arm de missie was, en vertrok vanuit Antwerpen op 1 mei met een groep van vier priesters en twee broeders uit Affligem, Dendermonde en Merkelbeek. Ze kwamen aan op 30 mei in de haven Durban en vertrokken naar Pietersburg. Daar werden ze opgewacht door Dom Thomas, die een leegstaande winkel had gehuurd als verblijfplaats voor de missionarissen. De eerste opdracht voor Dom Ildefons was de taakverdeling. De pioniers kregen een nieuwe taak en aan de jonge missionarissen begon Dom Ildefons in de residentie Engels te geven. Aangezien de prefect als hoofddoel had de inlandse bevolking te evangeliseren, was het uiteraard aangewezen om het Sesutho aan te leren. Hij zond zijn drie jonge priesters naar Hardenberg, waar ze bij de trappisten Sesutho konden studeren. De prefect droomde van drie centra (boerderijen) te midden van de zwarten met veel broeders om de gewone kloosterobservantie, ora et labora, in praktijk te brengen, en enkele missionarissen (priesters) voor de geloofsverkondiging. Een realistisch project? Hij dacht van wel. Hier zien we wat we de tragiek van Dom Ildefons Lanslots zouden kunnen noemen: hij was een man met visie, boordevol initiatieven, maar vaak lukte het hem niet resultaten te boeken. Vooral Dom Frederik Osterrath, die aanvankelijk veel vertrouwen in hem stelde, zou hem dat later heftig verwijten. In 1912 verlieten twee pioniers de missie: Dom Thomas en Broeder Eligius. De prefect vond ze geen goede missionarissen en zij van hun kant waren de vernederende opmerkingen van de prefect beu. In hetzelfde jaar kwamen drie nieuwe missionarissen uit Merkelbeek in Pietersburg aan. De abt-generaal had als conditio sine qua non voor het aanvaarden van de missie geëist dat er een monastiek centrum zou komen. In 1912 liet de prefect te Pietersburg, op eigen grond, een kleine residentie bouwen. De prefect was gelukkig te laten weten dat de missionarissen nu een thuis hadden waar ze van tijd tot tijd konden komen uitrusten, verzorgd konden worden bij ziekte en bezinningsdagen konden doorbrengen. The new house of Pietersburg is indeed a convent, where we are bound to put daily our habits on, and where we recite the office in common. Dit laatste kon men slechts enige tijd volhouden. In 1913 kocht de prefect Helderfontein als missie met de naam O.L.Vrouw van Lunsklip Later kwamen er twee andere missieposten: Dwarsriver en Noodshulp. In Potgietersrus kwam er een kapel. In 1913 vertrok de laatste van de pioniers, Dom Victor, naar Katanga. De prefect vond het een treurige zaak dat men opgescheept zat met Noodshulp. Hij was gelukkig dat in 1913 eindelijk, na heel wat onderhandelingen, vier zusters dominicanessen uit Newcastle kwamen om in Pietersburg te zorgen voor onderwijs. Alles scheen nu in orde. Missionarissen waren geïnstalleerd in hun posten, mooi verdeeld over de prefectuur. De zusters dominicanessen waren een onbetaalde hulp voor de paters. Alles leek oké, maar… De missionarissen verweten dat de prefect niet realistisch was met zijn plannen. Kwam daarbij het feit dat hij een onverbeterlijke betweter was, die zich daarenboven minachtend uitliet over medebroeders die een andere mening hadden. Reacties op de houding van de prefect konden niet uitblijven. De missionarissen deden hun beklag bij de visitator. Om uit de impasse te geraken bepaalde het provinciaal kapittel in 1913 dat er in de missie, naast de prefect, voor de monniken een reguliere overste moest komen. Op zoek naar geld vertrok de prefect in november 1913 naar Amerika. Dom Frederik werd, eind 1913, benoemd tot regulier overste. Wegens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zou de prefect pas in december 1915 kunnen terugkeren naar Pietersburg. Op 20 februari 1914 vertrekt hij uit Napels, Italië met de SS BERLIN met bestemming NY. Gedurende de oorlog liepen de Duitse paters gevaar. Dom Libentius Schepers werd geïnterneerd en het lukte de prefect niet hem vrij te krijgen waardoor de Duitse paters zich onterecht tegen de prefect keerden. In 1916 ondertekenden al de priesters van de prefectuur een gemeenschappelijk schrijven van zeven bladzijden waarin zij nog eens al hun misnoegdheden betreffende de prefect voorlegden aan de Propaganda Fide. Dom Ildefons schreef in zijn dagboek op de laatste dag van 1917: Het was een droevig jaar -veel interne moeilijkheden -had veel te lijden door de missionarissen- Moge alles zijn tot meerdere glorie van God. Enkele missionarissen keerden terug naar Europa zodat er op het einde van de oorlog in 1918 slechts drie paters en de prefect overbleven. Dom Ildefons kreeg in 1918 zijn mijtertje, iets waar hij volgens zijn tegenstanders steeds naar streefde. Rome had blijkbaar vertrouwen in hem en gaf Mgr. Lanslots nog een belangrijke opdracht. In 1919 werd Dom Ildefons benoemd tot apostolisch visitator van Mariannhill. Samen met een jezuïet trok hij er naartoe voor verschillende maanden. Mariannhill (Durban) was de talrijkste trappistenabdij ter wereld met niet minder dan 250 monniken. Na een tijd kwam de vraag of het trappistenleven te verzoenen viel met het missionair leven. Uiteindelijk werd Mariannhill in 1909 omgevormd tot een nieuwe Congregatie. Dom Ildefons had hier te maken met een heel gevoelige kwestie en vervulde goed zijn opdracht. De visitators stelden Rome voor om Mariannhill te verheffen tot apostolisch vicariaat. Rome ging op dit voorstel in en zo was iedereen tevreden. In 1920 hielp Dom Ildefons benedictinessen van Tutzingen die omwille van de Duitse nederlaag verdreven waren uit Tanganica (Tanzanië). Hij verkreeg de toelating van de regering en ze kwamen naar Zuid-Afrika zonder dat hij hen onderdak kon geven. De zusters waren verbaasd waarom ze niet naar Pietersburg konden komen. Bisschop Spreiter O.S.B. typeerde de prefect in een brief aan de abt-primaat: Mgr. Lanslots heeft een goed hart en is een grote idealist die zich verplicht voelde iets te doen voor de zusters die uitgewezen werden…en zijn idealisme maakte hem blind voor de realiteit van het leven. In 1921 bood Dom Lanslots zijn ontslag aan als apostolisch prefect. Toen hij in Noord-Transvaal aankwam waren er 106 katholieken, bij zijn vertrek waren er 607. Op 14 mei vertrok hij over Rome naar de V.S.A.. Eerst was hij werkzaam in de Saint- Anselmparochie te New York en vervolgens werd hij professor in het seminarie van Noord-Carolina. In 1925 verbleef hij in de abdij van Belmont, in 1927 was hij vicaris voor de religieuzen in Oklahoma City en in 1931 kapelaan van het Saint-Anthony Hospital. Tweemaal kwam hij naar Europa: nl. in 1925 en in 1931, bij gelegenheid van de gouden jubilea van zijn professie en priesterwijding. Op 2 september 1925 vertrekt hij uit Antwerpen met bestemming NY. Op 22 augustus 1928 vertrekt hij met de SS ROTTERDAM vanuit Rotterdam terug naar de VS. Nogmaals vertrekt hij naar de VS, ditmaal op 9 oktober 1931 aan boord van de SS WESTERNLAND. In 1932 keerde hij definitief terug te Affligem. Abt Benedictus Van Schepdael had hem beloofd dat hij een taak zou krijgen in het aartsbisdom Mechelen maar dat gebeurde niet. In Affligem bleef hij actief als predikant en biechtvader. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij naar de abdij van En Calcat (Zuid-Frankrijk), waar hij enige maanden verbleef. Hij overleed te Affligem op 29 mei 1941, enkele dagen voor zijn diamanten priesterjubileum. Tussen 1891-1931 publiceerde hij zestien werken, meestal in het Engels, over liturgie, apologetica, kerkelijk recht en ascetiek. Dom Ildefons Lanslots was begiftigd met heel wat verstandelijke kwaliteiten, hij bewoog zich graag in Romeinse kringen maar kon uiteindelijk zijn plannen niet doorzetten omwille van zijn onmogelijk karakter dat hem vanaf zijn intrede in Affligem in moeilijkheden bracht. 1 Met dank aan Frank Teirlinck (Affligem)