Voor een antwoord op deze vraag verwijzen wij naar het onderzoek dat Schouwenburg heeft gedaan met betrekking tot Delft waarbij hij gebruik heeft gemaakt van:
scheepssoldijboeken (ARA – VOC-archief nrs. 13876 t/m 13994)
en van gegevens over schepen uitgevaren voor de Kamer Delft.
Scheepssoldijboeken worden volgens Lequin ook wel aangeduid als de "principale grootboeken".
Scheepssoldijboeken werden aan boord van elk schip volgens precies voorschrift ("Instructie en Ordre op ‘t houden van de Scheeps-soldie en Garnisoen-boeken", zie: ARA VOC-archief nr. 5165) ingericht en bevatten de namen van alle opvarenden. In een grootboek werd voor elke man op een dubbel vel de financiële relatie met zijn werkgever nauwgezet bijgehouden.
In de kop van het linkervel werd zijn naam, geboorteplaats aan boord genoteerd en voorts of hij iets "vermaakt" had, dat wil zeggen of hij aan het VOC-kantoor waar hij in dienst was getreden opdracht had gegeven een deel van zijn verdiensten aan thuis achtergeblevenen uit te betalen (toegestaan was twee of maximaal drie maanden gage per jaar). Op dat linkervel werden de "schulden" genoteerd: de kosten van de kleding en verdere equipagestukken die de werknemer van de VOC had betrokken, de twee maanden handgeld die hem bij de inschrijving was uitbetaald en voorts of en zo ja voor welk bedrag hij een schuldbrief had ontvangen: een papieren voorschot op zijn loon.
Op deze schuldbrieven - van f. 100,--, f. 150,-- en voor hoger geplaatsten wel f. 200,-- of meer - betaalde het VOC-kantoor geld uit, naarmate bericht was binnengekomen dat de werknemer inderdaad een saldo op zijn rekening had gekweekt. Lang niet elke werknemer vroeg om zo’n schuld- of transportbrief. Zij die dat wel deden konden het document aan vrouw of ouders geven, ter betere verzorging van de achtergeblevenen. Zij konden ook de brief aan opkopers (de transportkopers) verkopen (tegen een aanzienlijk rabat!) en zich op deze wijze van contante penningen voorzien.
Op het rechtervel van het scheepssoldijboek werden de verdiensten opgeschreven: het gedurende de reis verdiende loon. Bij aankomst in Batavia werden de boeken gesloten en het tegoed van elke man berekend.
Van elk scheepssoldijboek werden aan boord reeds kopieën gemaakt: het origineel bleef aan boord, één kopie bleef bij de personeelsadministatie te Batavia, andere kopieen werden naar Holland gezonden, waar elke kamer een kopie ontving van de boeken van de door haar uitgezonden schepen.
Alle mutaties in de positie van de werknemer (een promotie met verhoging of een straf of degradatie met verlaging van gage, of opneming in het ziekenhuis, waarbij kostgeld werd ingehouden) werd in Batavia geadministreerd en vandaar jaarlijks naar Holland doorgegeven, waardoor het kantoor van uitzending nauwkeurig op de hoogte bleef van de carriere en waar deze zich bevond.

De verdiensten werden op het rechterblad van ‘s mans rekening bijgeschreven, waardoor men kon nagaan of er voldoende saldo op die rekening stond om uitbetaling van de "vermaakte" bedragen te financieren en of er iets op de transportbrieven kon worden uitbetaald. Deze uitbetalingen werden op het linkervel genoteerd.
Kwam de man terug, dan werd zijn gage tot op de dag van afzwaaien bijgeschreven evenals, zo nodig, de twee maanden "voor achterom": het bedrag dat vergoed werd indien de retourvloot benoorden Schotland om thuisvoer in plaats van via Het Kanaal. Het kostgeld dat aan boord gedurende de terugreis was verschuldigd werd afgetrokken, waarna hij zelf zijn rekening kon nazien en tekenen bij opname van het resterende saldo. Overleed de man in Azië, dan was genoteerd wanneer en waar de man was overleden. Zijn saldo werd dan aan de ergenamen uitbetaald.

bron:http://www.atem.nl/VOC/VOC004.HTM